donderdag 7 maart 2013

Onze tong: een wereld van onrecht


Het negende gebod

Leg over een ander geen vals getuigenis af.

Tekst:
Exodus 20: 16 Leg over een ander geen vals getuigenis af.

Mattheüs 5: 33-37 Jullie hebben ook gehoord dat destijds tegen het volk werd gezegd: “Leg geen valse eed af, voor de Heer gedane geloften moeten worden ingelost.” En ik zeg jullie dat jullie helemaal niet moet zweren, noch bij de hemel, want dat is de troon van God, noch bij de aarde, want dat is zijn voetenbank, noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de Grote Koning; zweer evenmin bij je eigen hoofd, want je kunt nog niet één van je haren wit of zwart maken. Laat jullie ja ja zijn, en jullie nee nee; wat je daaraan toevoegt komt voort uit het kwaad.

Studie:
De eerste 4 geboden staan bekend als de eerste tafel van de 10 geboden: leefregels tegenover onze God. De 6 geboden hierna staan bekend als de tweede tafel van de 10 geboden: leefregels tegenover je naaste. Maar je kunt bij dit negende gebod wel heel duidelijk zien, dat de tweede tafel niet zonder de basis van de eerste tafel kan functioneren. Lees maar eens verder.
Wat zit er al niet in dit negende gebod: leg over een ander geen vals getuigenis af? Wees eerlijk naar elkaar, praat niet achter andermans rug over de ander: roddel niet, lieg niet, negeer de ander niet; spreek geen kwaad van de ander; wanneer je iets belooft, kom deze belofte dan ook na. Laat uw ja ja zijn en uw nee nee. Over “Roddelen, lekker sociaal toch?” heb ik al eerder een aparte blog op deze site geschreven. Scroll daar maar eens naartoe.

 Wees dus betrouwbaar, niet alleen in daden, maar ook in woorden naar de ander. Wees daarom trouw aan God, dan heb je een stevige voedingsbodem om betrouwbaar te kunnen zijn naar je naaste!
Jezus zegt dan ook tegen ons in Mattheüs 5 vanaf vers 33. Wees daarom voorzichtig met een belofte te doen: een belofte moet je houden en kan je niet meer ongedaan maken. Doe liever geen belofte, dan dat je een belofte niet waar kunt maken. Is een belofte aan een ander dan ook een belofte aan de Heer?
 Ja, vergelijk het eens maar eens met het Bijbelgedeelte, waarin gevraagd wordt:  maar wanneer hebben we U dan hongerig gezien, wanneer was U gevangen of had u geen kleren? Op het moment dat je één van je broeders of zusters hongerig, dorstig, naakt of gevangen zag en je hebt hem of haar geholpen, dan heb je Mij geholpen. “En wat je ook gedaan hebt aan de minste van mijn broeders, zegt Jezus dat heb jij aan Mij gedaan.” Zo geldt dat ook een voor een belofte: als je een belofte hebt gedaan aan één van je broers of zussen (medemensen) dan heb je deze belofte ook aan God, de Heer, gedaan.

De volgende gelijkenis van Jezus gaat er ook over dat je moet doen naar wat je zegt. Bovendien gaat deze gelijkenis nog een stuk verder. Hij spreekt hier tegen de hogepriesters en de oudsten:
Matth. 21: 28-31 Wat denkt u van het volgende? Iemand had twee zonen. Hij zei tegen de één: “Jongen, ga vandaag in de wijngaard aan het werk.” De zoon antwoordde: “Ik wil niet,” maar later bedacht hij zich en ging alsnog. Tegen de ander zei de man precies hetzelfde. Die antwoordde: “Ja, vader,” maar ging niet. Wie van de twee heeft nu de wil van de vader gedaan?” Ze zeiden: “De eerste”.
Deze gelijkenis gaat over het oordeel van God over de mensen,  want Jezus’antwoord aan de oudsten en hogepriesters is dan:  “Ik verzeker u: de tollenaars en de hoeren zijn u voor bij het binnengaan van het koninkrijk van God.” Want Johannes koos de weg van de gerechtigheid, toen hij naar u toe kwam.
U geloofde hem niet, de tollenaars en de hoeren wel. En ook al zag u dat, u hebt u niet willen bedenken en hem alsnog willen geloven. De oudsten en hogepriesters wilden niet geloven dat Johannes genade predikte en doopte in naam van God, zij vonden Gods genade niet nodig te hebben. Zo wezen ze Jezus als hun Redder en Verlosser af en werd hun ja voor God nee. De hoeren en tollenaar hadden hun nee uitgesproken voor God door te kiezen voor de afgoden van geld en seks. Maar toen ze Johannes hoorden prediken en zich lieten dopen, bekeerden ze zich van hun afgoden en zetten hun levensweg voort achter God, de Heer als hun Leider aan. Hun nee was ja geworden. Zo gingen ze de Bijbelvaste oudsten en hogepriesters voor bij het binnengaan van het koninkrijk van God.

Tot slot nog een korte uitwijding naar Jacobus die erg belangrijk is bij het bespreken van het negende gebod.
Sla Jacobus er maar eens op na hoe sterk de verleiding is om met woorden pijnlijke schade aan te richten. Ik denk, dat we allemaal genoeg voorbeelden kunnen bedenken van verdriet en pijn die veroorzaakt werd met woorden door onszelf of door een ander.
Jacobus spreekt zo, samengevat, in zijn brief over hoeveel schade je aan kunt richten met je tong:  Jac. 3: 1-12… Zo is ook de tong een klein orgaan, maar wat een grootspraak kan hij voortbrengen! Bedenk eens hoe een kleine vlam een enorme bosbrand veroorzaakt. Onze tong is net zo’n vlam: een wereld van onrecht, die onze lichaamsdelen in brand steekt. Want hij besmet het hele lichaam, hij steekt het rad van het hele leven in brand, met vuur uit de Gehenna…. Er is geen mens die de tong kan temmen, dat onberekenbare kwaad, vol dodelijk venijn…. Uit dezelfde mond klinkt zegen en vervloeking. Dat kan toch niet goed zijn, broeders en zusters?...

In een volgend hoofdstuk gaat hij nog verder op de griezelig gevaarlijke kracht van de tong in:
 Jac. 4: 11-12: Spreek geen kwaad van elkaar, broeders en zusters. Wie kwaadspreekt van een ander of een ander veroordeelt, spreekt kwaad van de wet en veroordeelt de wet. En als u de wet veroordeelt, handelt u niet naar de wet, maar treedt u op als rechter. Er is maar Eén wetgever en rechter: Hij die bij machte is te redden of in het verderf te storten. Maar wie bent u, om uw naaste te veroordelen?

Ga niet op de stoel van de Wetgever en Rechter zitten! De schade die je met je woorden aan kan richten is te groot om te kunnen overzien! Kies heel bewust hoe je met dat immens sterke, kleine orgaan omgaat. Laat je woorden zegenend zijn over onze Heer en naaste. Want in zegenden woorden kan de tong een evenzo grote kracht zijn! Stel je tong in dienst van de Heer en Vader en je zult een bijzonder zegenend instrument in Zijn dienst mogen en kunnen zijn!

Test jezelf:
·         
  • Woorden raken je naaste, en zo raak je ten diepste God, de Heer, Hij die onze Vader is. Kijk eens naar jezelf. Doe jij je best je tong in bedwang te houden? Kies jij bewust je woorden, zodat je de ander tot een zegen kan zijn? Of denk je er vaak niet bij na, wat je zegt, waardoor je de ander erg pijn kan doen, ja, zelfs tot een vloek kan zijn?
  • Ben jij betrouwbaar in je woorden? Doe jij wat je gezegd hebt? Ben jij eerlijk en oprecht tegen een ander, ook als het gemakkelijker is om iets over de ander achter zijn rug om te  zeggen dan rechtstreeks tegen hem -of haarzelf?
  • Bid God de Heer om vrijmoedigheid, moed, om oprecht en eerlijk te zijn tegen de ander, juist als dat ontzettend moeilijk is.
  • Bid God ook om de goede woorden te kiezen, zodat je oprecht, goedhartig en vriendelijk tegelijk kan zijn naar de ander.
  • Vraag God en de ander om vergeving, wanneer je toch je tong niet in bedwang hebt kunnen houden. ’t Zou fantastisch zijn als je vergeving hiervoor aan God kan vragen samen met degene die je pijn gedaan hebt of met degene die jou verdriet heeft gedaan met zijn of haar woorden. Oprechte vergeving oogst wonderbaarlijke heling!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten