woensdag 11 maart 2015

God en de overheid dienen, deel 1

God en de overheid dienen, deel 1 

Geef de keizer wat van de keizer is en God wat God toebehoort.

Inleiding:

In dit begin van het jaar, hebben wij thuis, zoals elk jaar, het belastingformulier moeten invullen. Niet echt mijn favoriete bezigheid moet ik toegeven. Avonden ploeteren met als resultaat? Weer voor zovelen euro’s naar de overheid overmaken. En waarvoor? Voor veel zaken, waar ik heel anders over denk en heel andere beslissingen over zou nemen. En toch, vraagt God van ons dit domweg te betalen, of niet?


Hierover heb ik twee gedeeltes uit de Bijbel opgezocht. In deze blog bespreken we het eerste tekstgedeelte, het tweede tekstgedeelte, en deel uit Romeinen 13, bespreken we in de volgende blog.

Het eerste is een uitspraak van de Here Jezus en komt uit het evangelie naar Johannes. Deze tekst staat niet op zichzelf, maar staat temidden van een context, waaraan je niet voorbij kunt. Daarom beginnen we daarmee te lezen:


Mattheüs 21: 42-46 Daarop zei Jezus tegen hen: “Hebt u dit nooit in de Schriften gelezen: “De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden. Dankzij de Heer is dit gebeurd, wonderbaarlijk is het om te zien.” Daarom zeg Ik u: het koninkrijk van God zal u worden ontnomen, en gegeven worden aan een volk dat het wel vrucht laat dragen. Wie over de steen struikelt, zal gebroken , en iedereen op wie die steen valt, zal worden verpletterd.” Toen de hogepriesters en Farizeeën zijn gelijkenissen hoorden, begrepen ze dat Hij over hen sprak. Ze wilden hem graag gevangennemen, maar ze waren bang voor de reactie van de volksmassa, daar men hem voor een profeet hield.

Jezus was naar de tempel gegaan om de mensen de onderwijzen over de Here God. De hogepriesters en oudsten (waaronder de Farizeeën)) kwamen naar hem toe om Hem vragen te stellen.
Jezus antwoordt hen door middel van gelijkenissen:
 1. de man van de wijngaard met de twee zonen, van wie de één zijn Ja Nee liet zijn en van wie de ander zijn Nee Ja liet zien.
 2. De landheer die wijngaard aanlegde, deze verpachtte aan wijnbouwers en op reis ging. Wanneer Hij zijn knechten en tot slot zijn zoon stuurde om bij de druivenoogst in ontvangst te nemen, doodden ze hen en ook de Zoon, omdat ze dan de erfenis konden opstrijken
3. Het Koninkrijk van de hemel is als een bruiloftsfeest die de koning gaf voor zijn zoon. De genodigden weigerden te komen, maar de mensen van de straat wel.

De hogepriesters en de Farizeeën hadden door dat Jezus op hen doelde. Zij weigerden te luisteren naar de woorden van Jezus, omdat zij ervan overtuigd waren de wijsheid in pacht te hebben. Zij waren de oudsten en de geleerden van de Schrift, dus zij waren ervan overtuigd dat de mensen naar hun woorden moesten horen. Zij wilden daarom het recht hebben op de erfenis en gunden die niet aan de Zoon: Jezus. Zo hebben ze Jezus als hoeksteen van Gods Koninkrijk afgekeurd en daarmee ook geweigerd de uitnodiging voor het Koninkrijk van de hemel, het bruiloftsfeest voor de zoon van de koning, aan te nemen. Conclusie: ze wilden van Jezus af. Ze voelden zich aangetast in hun eer en wilden hun macht niet kwijt. Maar openbaar Jezus gevangen te nemen, durfden ze niet, want de mensen geloofden in Jezus als een profeet.

Daarom trokken ze een nieuwe trucendoos open.

Tekst:

Lees maar eens in Mattheüs 22: 15-22: Nu trokken de Farizeeën zich terug om zich erop te beraden hoe ze hem met een uitspraak in de val konden lokken. Ze stuurden enkele van hun leerlingen samen met een aantal Herodianen naar hem toe met de vraag: “Meester, wij weten dat U oprecht bent en in alle oprechtheid onderricht geeft over de weg van God. We weten dat U zich aan niemand iets gelegen laat liggen, U kijkt immers niemand naar de ogen. Zeg ons daarom, wat U vindt: is het toegestaan de keizer belasting te betalen of niet? Maar Jezus had hun boze opzet door en zei: “Waarom stelt u me op de proef, huichelaars? Laat me de belastingmunt zien.” Ze reikten hem een denarie aan. Hij vroeg hun: “Van wie is dit een afbeelding en van wie is dit opschrift?” Ze antwoordden: “Van de keizer.” Daarop zei Hij tegen hen: “Geef dan wat aan de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.” Ze waren zeer verbaasd toen ze dit hoorden. Ze lieten Hem staan en gingen weg.

Bijbelstudie:

Ze wilden met deze vraag Jezus betrappen op een uitspraak van ontrouw aan de keizer in bijzijn van de Herodianen, dienaren van Herodes, aangesteld door de keizer als heerser over o.a. Judea. Zodat ze zo op een legale manier van hem af konden komen.

 Maar Jezus trapt er niet in. Hij zegt, omdat dit geld van de keizer is, geef het dan aan hem terug, want: “Geef dan wat aan de keizer is aan de keizer,…” Hij is nu aangesteld als aards heerser over ons land en volk, geef hem dan wat deze heerser toekomt. Is Jezus blij met het beleid van de keizer? Lijkt me niet, als hij al als klein jongetje heeft moeten vluchten naar Egypte. Lijkt me niet, als je weet wat voor goden ze aanbidden en zelfs de keizer als god aanbidden. Lijkt me niet, als je weet dat Hij al van tevoren ziet dat Jeruzalem en haar tempel verwoest worden.

En toch zegt Hij geef aan de keizer, wat aan de keizer is,  Maar: “…geef aan God wat God toebehoort”: geef aan God de macht die Hem toebehoort! De keizer is niet de heerser van de wereld, Herodes is maar een onderheerser door de keizer aangesteld. Niet jullie, Farizeeërs, zijn de alleenheersers in de tempel. Niet jullie met al jullie wetten en regels zijn degenen naar wie we moeten luisteren, maar we moeten naar God luisteren. Open naar Zijn Woord luisteren. Want God is de Heerser over hemel en aarde, helemaal niemand anders.

 Het gaat niet om geld, zoals jullie zeggen: “Wee jullie, blinde leiders, jullie zeggen: “Wanneer iemand zweert bij de tempel, is dat niet geldig. Alleen wie zweert bij het goud van de tempel, is aan die eed gebonden.”Dwaas zijn jullie en blind, wat is nu van meer waarde: het goud of de tempel die het goud geheiligd heeft?” (Mattheüs 23: 16, 17).

Geld of goud willen jullie misschien wel, maar God gaat het niet om geld of goud, maar om ons hart. Het gaat om de dienst aan de Almachtige God en Vader!! Geef aan God je hart. Alleen het geld dat met het hart gegeven is, is geheiligd voor God. Aan God behoort ons hart toe. Aan de overheid het geld, waar zij om vraagt in de belastingheffing. Maar heb God lief boven alles en uw naaste als uzelf!

Test jezelf: 
• Als je per ongeluk verkeerd parkeert en daarbij een boete krijgt, elke maand weer vele euro’s via de belasting ziet verdwijnen naar de overheid, als je fiets gestolen wordt, je er aangifte van doet en je er verder niets meer van hoort dat überhaupt iets met je aangifte wordt gedaan. Wat denk je , of doe je dan? Ben je het met al de beslissingen en daarmee de uitgaven van de overheid eens, ga je foeteren tegen anderen, of berust je erin?
 • Of probeer je constructief aan het werk te gaan door je stem uit te brengen, te twitteren over belangrijke zaken die ons allemaal raken, lid te worden en mee te doen met een politieke partj enz.
 • Geef maar aan belastinggelden, wat de overheid vraagt, maar geef aan God je hart. Wat betekent dat voor jou?