vrijdag 29 maart 2013

Wees niet jaloers


Het tiende gebod
Tekst:
Exodus 20: 17 Zet uw zinnen niet op het huis van een ander, en evenmin op zijn vrouw, op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.

Niet begeren. Ben ik in staat geweest God te danken voor mijn leven? Heb ik vertrouwd op zijn goedheid, wijsheid en hulp?

Bijbelstudie:
·         Jaloers zijn. Dat kunnen we toch allemaal wel! Wow, wat een coole kleren heeft Jiska! Die wil ik ook! Waarom hebben mijn ouders nou niet zoveel geld, zodat ik nooit eens met de mode kan doen!
·         Ik kan toch moeilijk onderdoen voor die nieuwe wagen van de buren links van ons? Dat gaat toch niet! !
·         Zij gaan 3 keer per jaar op vakantie. Twee keer op wintersport en in de zomervakantie ruim 3 weken naar een ver warm land. En wij? Wij gaan 2 weken weg in de zomervakantie in Nederland, verder niet. Dat is toch niet eerlijk! ! …Ga zomaar door…

Ben je misschien even vergeten wat je wel hebt mogen doen en wat je wel hebt gekregen? Ben je misschien even vergeten dat er belangrijker dingen op de wereld zijn dan hetzelfde of meer willen hebben dan de ander heeft?
Weet je, met jaloersheid maak je jezelf en je naaste kapot! Jaloersheid verdrijft tevredenheid met wat je hebt. Jaloersheid schuift ook dankbaarheid uit beeld. Heeft God je zo weinig gegeven dan? Dat je alsmaar meer wilt en niet dankbaar kan zijn met wat je wel hebt? Je kunt ook de andere kant opkijken en zien met hoe weinig anderen tevreden kunnen zijn. Neem daar eens een voorbeeld aan.
Wat is eigenlijk het allerbelangrijkste in je leven? Sla daar eens I Korinthiërs 13 op na:

Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen –had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal…. Al verkocht ik mijn bezittingen, omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon daar trots op zijn- had ik de liefde niet het zou mij niet baten. De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boosmaken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht, maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze. De liefde zal nooit vergaan…. Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.

donderdag 7 maart 2013

Onze tong: een wereld van onrecht


Het negende gebod

Leg over een ander geen vals getuigenis af.

Tekst:
Exodus 20: 16 Leg over een ander geen vals getuigenis af.

Mattheüs 5: 33-37 Jullie hebben ook gehoord dat destijds tegen het volk werd gezegd: “Leg geen valse eed af, voor de Heer gedane geloften moeten worden ingelost.” En ik zeg jullie dat jullie helemaal niet moet zweren, noch bij de hemel, want dat is de troon van God, noch bij de aarde, want dat is zijn voetenbank, noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de Grote Koning; zweer evenmin bij je eigen hoofd, want je kunt nog niet één van je haren wit of zwart maken. Laat jullie ja ja zijn, en jullie nee nee; wat je daaraan toevoegt komt voort uit het kwaad.

Studie:
De eerste 4 geboden staan bekend als de eerste tafel van de 10 geboden: leefregels tegenover onze God. De 6 geboden hierna staan bekend als de tweede tafel van de 10 geboden: leefregels tegenover je naaste. Maar je kunt bij dit negende gebod wel heel duidelijk zien, dat de tweede tafel niet zonder de basis van de eerste tafel kan functioneren. Lees maar eens verder.
Wat zit er al niet in dit negende gebod: leg over een ander geen vals getuigenis af? Wees eerlijk naar elkaar, praat niet achter andermans rug over de ander: roddel niet, lieg niet, negeer de ander niet; spreek geen kwaad van de ander; wanneer je iets belooft, kom deze belofte dan ook na. Laat uw ja ja zijn en uw nee nee. Over “Roddelen, lekker sociaal toch?” heb ik al eerder een aparte blog op deze site geschreven. Scroll daar maar eens naartoe.

 Wees dus betrouwbaar, niet alleen in daden, maar ook in woorden naar de ander. Wees daarom trouw aan God, dan heb je een stevige voedingsbodem om betrouwbaar te kunnen zijn naar je naaste!
Jezus zegt dan ook tegen ons in Mattheüs 5 vanaf vers 33. Wees daarom voorzichtig met een belofte te doen: een belofte moet je houden en kan je niet meer ongedaan maken. Doe liever geen belofte, dan dat je een belofte niet waar kunt maken. Is een belofte aan een ander dan ook een belofte aan de Heer?
 Ja, vergelijk het eens maar eens met het Bijbelgedeelte, waarin gevraagd wordt:  maar wanneer hebben we U dan hongerig gezien, wanneer was U gevangen of had u geen kleren? Op het moment dat je één van je broeders of zusters hongerig, dorstig, naakt of gevangen zag en je hebt hem of haar geholpen, dan heb je Mij geholpen. “En wat je ook gedaan hebt aan de minste van mijn broeders, zegt Jezus dat heb jij aan Mij gedaan.” Zo geldt dat ook een voor een belofte: als je een belofte hebt gedaan aan één van je broers of zussen (medemensen) dan heb je deze belofte ook aan God, de Heer, gedaan.

De volgende gelijkenis van Jezus gaat er ook over dat je moet doen naar wat je zegt. Bovendien gaat deze gelijkenis nog een stuk verder. Hij spreekt hier tegen de hogepriesters en de oudsten:
Matth. 21: 28-31 Wat denkt u van het volgende? Iemand had twee zonen. Hij zei tegen de één: “Jongen, ga vandaag in de wijngaard aan het werk.” De zoon antwoordde: “Ik wil niet,” maar later bedacht hij zich en ging alsnog. Tegen de ander zei de man precies hetzelfde. Die antwoordde: “Ja, vader,” maar ging niet. Wie van de twee heeft nu de wil van de vader gedaan?” Ze zeiden: “De eerste”.
Deze gelijkenis gaat over het oordeel van God over de mensen,  want Jezus’antwoord aan de oudsten en hogepriesters is dan:  “Ik verzeker u: de tollenaars en de hoeren zijn u voor bij het binnengaan van het koninkrijk van God.” Want Johannes koos de weg van de gerechtigheid, toen hij naar u toe kwam.
U geloofde hem niet, de tollenaars en de hoeren wel. En ook al zag u dat, u hebt u niet willen bedenken en hem alsnog willen geloven. De oudsten en hogepriesters wilden niet geloven dat Johannes genade predikte en doopte in naam van God, zij vonden Gods genade niet nodig te hebben. Zo wezen ze Jezus als hun Redder en Verlosser af en werd hun ja voor God nee. De hoeren en tollenaar hadden hun nee uitgesproken voor God door te kiezen voor de afgoden van geld en seks. Maar toen ze Johannes hoorden prediken en zich lieten dopen, bekeerden ze zich van hun afgoden en zetten hun levensweg voort achter God, de Heer als hun Leider aan. Hun nee was ja geworden. Zo gingen ze de Bijbelvaste oudsten en hogepriesters voor bij het binnengaan van het koninkrijk van God.